
Jurisprudentie
BB0327
Datum uitspraak2007-07-24
Datum gepubliceerd2007-07-25
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/5017 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-07-25
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/5017 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
WAO-schatting.
Uitspraak
05/5017 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 juni 2005, 04-1386 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 24 juli 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W. Hoebba, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2007. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Hoebba. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
drs. F.H. Steeman.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 15 december 2003 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 30 januari 2004 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van appellants arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% was.
Namens appellant heeft mr. Hoebba tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 28 mei 2004, verder: het bestreden besluit, heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat de belastbaarheid van appellant door het Uwv juist is vastgesteld en dat niet aannemelijk is dat appellant meer beperkingen heeft dan welke door de verzekeringsarts zijn aangegeven. De drie functies, die in het bestreden besluit zijn overgebleven en blijkens dat besluit als basis voor de onderhavige schatting dienen, worden door de rechtbank in medisch opzicht voor appellant geschikt geacht.
In hoger beroep heeft appellant zijn grieven herhaald. Er zijn geen medische gegevens overgelegd die een nieuw licht op de onderhavige schatting werpen.
Het gaat in dit geding om de beantwoording van de vraag of het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
Met overneming van de overwegingen in de aangevallen uitspraak met betrekking tot de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit, beantwoordt de Raad deze vraag, evenals de rechtbank, bevestigend.
Hetgeen mr. Hoebba namens appellant in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met zijn stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank.
Eerst ter zitting heeft mr. Hoebba nog aangevoerd dat appellants opleidingsniveau ten onrechte op 2 zou zijn gesteld door de arbeidsdeskundige. De Raad acht niet onbegrijpelijk dat appellants opleidingsniveau op 2 is gesteld door de arbeidsdeskundige R.C. Hooff, nu appellant de lagere school heeft voltooid, een rijbewijs BE heeft en arbeidservaring als machinestikker heeft.
De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door K.J.S. Spaas in tegenwoordigheid van P.M. Okyay-Bloem als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2007.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) P.M. Okyay-Bloem.
MK